Veelzijdige, vriendelijke en hardwerkende gezinshond
Rashond nummer 1: de Labrador Retriever. Een hond die, als je een goede hebt, heel wat kwaliteiten in huis heeft. Hij is stabiel, werkwillig, vriendelijk en open van karakter. Dol op water en op mensen. Ook op inbrekers, trouwens. Voor een koekje helpt de Lab wel even mee met het dragen van de stereo-installatie…
Saint John’s Dog
De oorsprong van de Labrador ligt in Newfoundland. Op dit eiland voor de oostkust van Canada werden, volgens de aantekeningen van ontdekkingsreiziger John Cabot, in 1732 voor het eerst honden gesignaleerd. Waar deze dieren vandaan kwamen is niet bekend. Misschien zijn ze er aan land gebracht door Zuid-Europese kolonisten, maar het kunnen ook Amerikaanse inheemse honden zijn geweest. In grote lijnen konden de honden van Newfoundland worden verdeeld in twee typen: grote, harige honden, de voorlopers van de Newfoundlander en de Landseer, en een kleiner en leniger slag met een kortere, zwarte vacht. Deze honden werden Lesser Newfoundlander of Saint John’s Dog genoemd, naar een havenstadje in de omgeving.
Op het eiland, waar men voornamelijk afhankelijk was van de jacht en visserij, waren deze honden vrijwel onmisbaar. Ze apporteerden het wild en hielpen mee de netten aan land te halen. Toen tegen het einde van de achttiende eeuw de behoefte aan werkende honden afnam, bleef men op Newfoundland met een overschot aan honden zitten. Om de aantallen te verminderen vaardigde de gouverneur in 1780 een wet uit die bepaalde dat ieder gezin nog maar één hond mocht houden en dat bovendien alle honden gemuilkorfd dienden te worden. Er vond een ware uittocht van honden richting Engeland plaats.
Geel, zwart en bruin
In Engeland zag de adel wel wat in de noeste werkers met hun grote uithoudingsvermogen en prima zwemcapaciteiten. Toen ook nog bleek dat de hond van Newfoundland uitstekend bestand was tegen het wispelturige Engelse weer, was zijn kostje gekocht. Door selectie begon men de Labrador zowel qua uiterlijk als op het gebied van zijn reukvermogen te verfijnen. De Labrador Retriever werd een topper die zich steeds meer liet gelden tijdens veldwedstrijden.
In eerste instantie kwam de Labrador uitsluitend in de kleur zwart voor, maar in 1899 werd de eerste gele Labrador geboren uit zwarte ouders. De erkenning die de Engelse Kennelclub in 1903 voor het ras afgaf gold in het begin echter alleen voor de zwarte kleurslag. Pas na de Eerste Wereldoorlog stond men ook blonde Labradors toe om op tentoonstellingen uit te komen. De tegenwoordig zo gewilde bruine Labrador werd pas voor het eerst in 1935 gezien.
Foto’s: verschillende vachtkleuren.
Populariteit
De Labrador voert al jarenlang de lijst van meest populaire rassen in ons land aan. Misschien wel een verdiende eerste plaats, want een goede Labrador heeft heel wat kwaliteiten die hem tot een zeer geschikte huis- en gezinshond maken. Toch zal de echte rasliefhebber er niet onverdeeld blij mee zijn. Zodra een hond tot modegril wordt gebombardeerd, blijkt dat heel wat mensen honden toch als big business zien. Om aan de vraag naar Labradors tegemoet te komen zijn er tegenwoordig heel wat zichzelf ‘fokker’ noemende vermeerderaars en handelaren die het met het karakter en de gezondheid van hun handelswaar niet zo nauw nemen.
Zo ontstonden er zowel lichamelijke als gedragsproblemen, die variëren van enorme overbeten, kreupelheden en iele langpotige exemplaren tot honden die zo druk zijn dat je er al moe van wordt als je er tien minuten naar moet kijken, moeilijk een binding met hun eigenaar aangaan en een plaat beton van een halve meter dik voor hun kop hebben. En dat is toch écht niet zoals een goede Labrador hoort te zijn. Misschien nog wel meer dan bij andere rassen is het dus verschrikkelijk belangrijk om op zoek te gaan naar een Labrador uit een goed nest. Neem contact op met de rasvereniging en laat goedkope ‘aanbiedingen’ links liggen. Goedkoop zou wel eens heel goed duurkoop kunnen blijken te zijn.
Gedrag
De goede Labrador, en daar zijn er gelukkig ook nog heel wat van te vinden, is een stabiele, werkwillige maar tevens rustige hond met een uitermate vriendelijk en open karakter. Als pup is hij al zeer zelfverzekerd en onderzoekend en raakt hij niet snel onder de indruk van vervelende ervaringen. Voor het gezin is het een aanhankelijke hond die graag de aandacht heeft.
Voor de kinderen is het een geduldige kameraad, die niet snel gepikeerd zal raken als de kleuterhandjes eens wat onhandig op hem terechtkomen. Eenkennig is hij ook absoluut niet, eigenlijk is hij meer het type allemansvriend dat ervan uit gaat dat het leven fantastisch is. Vreemden worden meestal gezien als een vriend die je nog niet hebt leren kennen en zijn vrijwel altijd meer dan welkom in het huis van een Labrador. Voor de meeste Labradors is er dan ook niet echt een carrière als waakhond weggelegd. Sommige willen wel eens aanslaan als ze onraad vermoeden, maar het merendeel zal een inbreker vriendelijk kwispelend vergezellen naar de stereo-installatie. Voor een koekje helpen ze desnoods ook nog wel even met dragen.
Ook andere huisdieren hebben weinig van de Labrador te vrezen, katten mogen best bij hem in de mand en de cavia of het konijn worden niet meteen als prooi gezien. De Labrador is vrij makkelijk met meerdere honden tegelijk te houden. Een enkele macho daargelaten, is het ook buiten geen ruziezoeker met andere honden. Als er al eens problemen ontstaan is het vaak omdat een aantal Labradors zich zo actief onderdanig opstelt, dat het bij sommige andere honden wel eens irritatie kan opwekken. De Labrador is vrolijk en altijd in voor een spelletje. Hoewel hij het eerste jaar ietwat onstuimig kan zijn, is hij op volwassen leeftijd in huis een vrij rustige hond, soms zelfs op het luie af. Daar moet dan wel voldoende beweging tegenover staan. Lange wandelingen en vooral lekker zwemmen zijn geliefde bezigheden, want er is vrijwel geen Labrador te vinden die niet gek op water is.
Labradrol
Veel Labradors eten alles wat voor hun bek komt, inclusief poep. Poep eten, met een mooi woord coprofagie genoemd, is iets wat veel pups en jonge honden doen. Bij de meeste gaat dit vanzelf over, maar bij de Labrador wil dit echter nog wel eens voortduren. Het is een vieze gewoonte en kan zelfs gevaar voor zijn gezondheid opleveren. Reden genoeg om de hond al van jongs af te leren dat die smakelijke drollen geen spekkie voor zijn bekkie zijn. Straffen werkt echter averechts, dan gaat hij het gewoon stiekem doen. Leer hem liever die drollen en andere oneetbare zaken te negeren omdat u dan met iets veel lekkerders aan komt zetten.
Labrador Retriever in het kort
Land van herkomst | Groot-Brittannië |
Vroegere taak | jachthond, vissershulp |
FCI-rasgroep | groep 8 (Retrievers, Spaniels en Waterhonden) |
Gemiddelde leeftijd | 10-12 jaar |
Schofthoogte | reuen 56-57 centimeter, teven 54-56 centimeter |
Voorkomende ziekten | heupdysplasie (HD), elleboogdysplasie (ED) en PRA en cataract (oogziektes) |
Gebruiksmogelijkheden | jacht, gedrag & gehoorzaamheid, speuren, behendigheid, flyball, fietsen, lange wandelingen, canicross, apporteersport, zwemmen |
Voorkomende gedragsproblemen | overactiviteit, poep eten |
Waaks | weinig |
Omgang kinderen | goed |
Omgang honden | goed |
Vachtverzorging | weinig |
Bewegingsbehoefte | gemiddeld tot veel |
Oversociaal…
Socialisatie is voor iedere hond een vereiste. Let er alleen bij de Labrador op, dat hij niet overgesocialiseerd raakt, want dat is bij dit ras wel degelijk mogelijk. Als iedereen hem in zijn jeugd maar aanhaalt en koekjes voert, krijgt het Labje al snel het idee dat de hele wereld alleen maar bestaat louter om hem te plezieren en wordt het een ongemanierde drammer die in het park in staat is om wildvreemden lastig te vallen voor een beetje aandacht. Makkelijk is dat niet altijd, want een Labradorpup heeft toch voor veel mensen een heel hoge aaibaarheidsfactor.
Opvoeding
In zijn opvoeding is de Labrador een vrij makkelijke hond. Hij leert weliswaar niet supersnel, maar wel gestaag. Een beloning in de vorm van wat lekkers doet wonderen, want de gemiddelde Labrador heeft, naast het zwemmen, één heel grote passie in het leven, namelijk eten. En dan het liefst zo veel mogelijk, zo vaak mogelijk en zo snel mogelijk. Het zou dom zijn om daar geen gebruik van te maken, zeker ook omdat correctieve methoden weinig tot geen indruk op de Labrador maken.
Duidelijkheid en consequentie zijn wel een vereiste. Als de baas warrige signalen afgeeft, kan de hond van slag raken en een Labrador die het niet meer weet gaat zich vaak op de meest clowneske manieren uitsloven. Eenmaal goed getraind is de Labrador over het algemeen een gehoorzame hond die nog steeds over een flinke dosis eigen initiatief beschikt, maar die niet willens en wetens een opdracht van de baas zal negeren. Een doorzetter is het ook, als zich eenmaal een idee in zijn kop genesteld heeft, dan is hij er maar moeilijk van te weerhouden dit tot een goed einde te brengen.
Verzorging
De verzorging van de Labrador heeft niet veel om het lijf. Regelmatig de losse haren wegborstelen is voldoende. De hond is min of meer zelfreinigend. Als hij al eens erg modderig is geworden – en reken er maar op dat dit heel regelmatig is! – is het meestal voldoende om hem op te laten drogen en daarna het vuil van zijn vacht te borstelen. Als de hond veel zwemt is het wel belangrijk om zijn oren goed te controleren en schoon te houden. Vocht in de gehoorgang kan gaan broeien en ontstekingen veroorzaken.
Informatieve links
Credits
Tekst: Jolien Schat, www.hondenscholen.com
Overname alleen toegestaan na uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de auteur.
Met dank aan Judith Lissenberg voor de redactie.
Foto’s: Renate van der Hagen (gele Lab), Inge Aarts (zwarte Lab), Anette Enneking (bruine Lab).