Intro
Iedere hond heeft een neus. Soms tot ergernis van de baas als deze snel een rondje wil maken en de hond overal wil ruiken, maar probeer je eens te verplaatsen in de hond. (Foto rechts: Githa van Eeuwen)
Uiterlijk vorm
De neus van de hond kan verschillende kleuren hebben, van roze tot zwart, en heeft net als een vingerafdruk een unieke afdruk. Bekijk je de neus van voren dan zie je een neusspiegel met twee neusgaten. De neus is vochtig, gespierd en draaibaar. Een natte neus aan buiten- en binnenkant zorgt niet alleen voor reiniging, maar de hond kan hierdoor ook beter ruiken (geur opnemen).
Als wij als mens iets goed willen ruiken, moeten wij diep inademen (je neemt een neus vol). Maar de hond heeft bij het ruiken een hogere ademhalingsfrequentie, en kan door lucht van voren in te ademen en zijwaarts weg te blazen bijna continu geur opnemen. Settles et al 2002 heeft dit zichtbaar gemaakt in zijn onderzoek.
Afbeeldingen Settles 2002: Airflow during sniffing.
“The movement of airflow through a dog’s nostrils is shown. The external nose is designed to allow air – and odor- to come directly out and down the sides of the nose, allowing exhalation without disrupting the inward flow of odor.” (Settles, et al.,2001)
Van binnen
Achter de neusspiegel zit een linker en rechterneusholte, gescheiden met een tussenschot. Net als wij mensen stereo kunnen horen en richting van geluid kunnen bepalen door ons hoofd te draaien, kan een hond stereo ruiken door de verschillen tussen rechter en linker neusholte.
Reukcellen
Gaan we dieper de neus in, dan komen we verschillende structuren tegen: kaakschelpen, zeefbeenschelpen, bijholten, slijmvliezen met (reuk)cellen. In diagram 1A en 1B (Syrotuck 1972) zijn de verschillen in hoeveelheid, en de positie van de reukcellen (olfactory cells) tussen mens en hond duidelijk te zien. De mens heeft ongeveer 5 miljoen reukcellen, de hond heeft er tussen 125 en 300 miljoen!
Diagram 1A en 1B Syrotuck 1972; doorsneden van de neus van de hond en de mens.
Geurreceptoren
Gaan we nog een stukje verder inzoomen, dan zien we dat een reukcel geurreceptoren bevat. Er zijn wel 1000 verschillende geurreceptorgenen bekend bij de hond (vergeleken met ongeveer 350 bij de mens).
Deze geurreceptoren op de cellen ‘vangen’ de geurmoleculen op en dit proces veroorzaakt een elektrische prikkel die via de zenuwen naar het geurhersendeel (olfactory lobe/bulb) gaan, zoals in onderstaand plaatje is te zien (Firestein, Nature 2001).
In de praktijk zal een hond meerdere geuren ruiken, maar geeft dan prioriteit aan een geur in zijn hersenen. Denk maar eens aan het uitlaten waarbij de hond ineens bovenop de rem staat om uitgebreid een polletje gras te besnuffelen…..herkenbaar?
Door het uitgebreide assortiment aan geurreceptoren van de hond, ruiken wij mensen erwtensoep, maar een hond ruikt alle afzonderlijke ingrediënten!
Bron: Firestein 2001
Specialisatie
Een hondenneus kan zich ook specialiseren. Indien je de hond gaat trainen om een bepaalde geur te detecteren, dan maakt zijn lichaam relatief meer van deze specifieke receptoren aan. In theorie is de periode waarin een hondenneus zich zou kunnen aanpassen aan een bepaald geuraanbod 1 tot 2 maanden (gelijk aan de levensduur van een reukcel).
Hersenen
Er is ook een duidelijk verschil in de relatieve grootte van het hersendeel dat met geur te maken heeft tussen mens en hond. Namelijk 5 % voor een mens, en wel 35 % voor een hond. Voor de hond is dit een aanzienlijk deel van zijn hersenen, dat van levensbelang is voor het zoeken van voedsel, voortplanting, veiligheid etc.
Het vomeronasaal orgaan (orgaan van Jacobson)
Het vomeronasaal orgaan (ook wel orgaan van Jacobson) heeft een belangrijke functie voor de reuk. Geurmoleculen die via de bek binnen komen, worden daar gedetecteerd. Het orgaan van Jacobson bevindt zich in de bek van de hond, achter de bovenhoektanden in de neusbodem (zie hierboven: diagram 1A Syrotuck 1972) en speelt een rol bij feromonen en andere geuropname.
Laat jouw hond zijn bal of stok ook vallen als hij intensief wil ruiken aan een polletje? In feite maakt hij dan de bek vrij om geur op te nemen via het orgaan van Jacobson, dus vrij om meer te ruiken! Er zijn meer diersoorten die het orgaan van Jacobson ook hebben, zoals paarden, slangen, katten en schapen.
Bij paarden heet het flemen (bovenlip krult omhoog en drukt de neusgaten dicht om beter te kunnen analyseren). Maar ook de mens heeft dit orgaan, al zijn wij er niet zo bewust mee bezig. Een geurspecialist (bijv. vinoloog of iemand uit voedingsindustrie) traint zijn/haar neus regelmatig en is meer bewust met geur bezig. Maar onbewust krijgen wij ook geurinformatie over bijvoorbeeld het andere geslacht.
Korte of lange neus?
Een hond met een korte snuit heeft wellicht minder reukcellen, maar in het algemeen nog meer dan genoeg. Ook boxers en mopshonden worden als speurhond of reddingshond gebruikt. Ademhalingsproblemen komen bij korte snuiten echter vaker voor dan bij langere snuiten, en daarmee ook grotere kans op oververhitting en snurken. Onderzoek heeft uitgewezen dat het reukcentrum in de hersenen van deze korte snuit honden gekanteld is. Onbekend of dit ook effect heeft op het reukvermogen.
Het reukvermogen kan afnemen door:
- Leeftijd
- Gebitsproblemen
- Medicijngebruik
- Bepaalde ziekten
- Hormonale problemen
- Etc.
Maar in het algemeen blijft de hondenneus vele malen beter ruiken dan die van de mens (en misschien maar goed ook …..want anders werden wij tijdens een wandeling ook vaker afgeleid!)
Treed zelf binnen in de wereld van geuren
We kunnen ons bijna niet voorstellen hoe een hond de wereld ervaart. Wil je een tipje van de sluier meemaken? Ga dan eens praktijkspeuren met je hond. Er gaat een wereld voor je open!
Foto: Githa van Eeuwen
Tot slot
Dit artikel is geschreven door Brenda Bouman van Speurhonden Training Center.