Sacha Gaus | eigenaar van het Martin Gaus Gedragscentrum
Doggo.nl heeft 4 hondenprofessionals van divers pluimage gevraagd naar hun visie op het dominantiemodel. Dit artikel is onderdeel van dit vierluik en is geschreven door Sacha Gaus.
Sacha Gaus – dochter van Helly en Martin Gaus – heeft haar fascinatie voor honden en hondengedrag als het ware met de paplepel ingegoten gekregen. Na een aantal jaren in de journalistiek werkzaam te zijn geweest, stapte zij in 1994 in het bedrijf van haar ouders en was sinds 2007 eigenaar van het opleidingsinstituut Martin Gaus Academie.
Zij gaf op het Animal Event een lezing over de dominantietheorie.
In dit artikel
- Inleiding
- Het begin van de mythe
- De mens als ‘superroedelleider’
- Corrigeren op z’n wolfs
- 10 vreemde wolven op 10 x 20 m²!
- Harmonie i.p.v. hiërarchie
- Wat is jouw rol als hondeneigenaar?
- Agressie = dominantie?
- Informatieve links
- Reageer op dit artikel
Inleiding
Vroeger, nog niet zo eens heel lang geleden, dachten we dat de hond – omdat hij afstamt van de wolf – precies dezelfde karaktertrekken had als die wolf en dat we er daarom ook zo mee moesten omgaan. Honden konden de taal van de mens niet leren spreken, en dus moesten wij de taal van de hond leren spreken. Logisch, toch? We hadden ze in huis, we hadden onszelf verantwoordelijk voor die hond gemaakt, en dus moesten wij ervoor zorgen dat we honden echt gingen begrijpen en echt hun taal gingen spreken om zodoende een fijn leven samen te creëren.
Het begin van de mythe
Het gedrag van wolven werd pas veel onderzocht vanaf de jaren zestig. Het was Nico Tinbergen – de grondlegger van de ethologie (gedragsbiologie) – die begon met het onderzoeken van dierengedrag. Hij deed dat in eerste instantie bij meeuwen. Hij inspireerde andere wetenschappers om ook gedragsonderzoek te doen, bij andere dieren.
Het was de Zwitser Schenkel die al in 1947 gedrag van wolven in de dierentuin van Basel had onderzocht. Op zijn beurt inspireerde hij weer David Mech, Conrad Lorenz, Eberhard Trumler en Eric Zimmen: zij onderzochten wolven en hoe wolven met elkaar omgingen.
Een stricte social hiërarchie
Met als voorbeeld de pikorde van kippen ontdekten deze wetenschappers dat ook wolven een strikte sociale hiërarchie hadden, met een alpha reu aan de top die met harde hand regeerde. Werd er niet naar hem geluisterd, dan dwong hij zijn macht af met harde hand. Werd een andere reu te vrijpostig, dan schroomde hij niet te vechten tot de ander dood was. Als er al iets van vrede was in de roedel, dan was het een soort gewapende vrede, want de alpha reu moest altijd op z’n hoede zijn. Hij moest beducht zijn voor de andere reuen, want iedere reu was er op uit om de poten onder z’n stoel vandaan te zagen.
De Alpha reu was dus continu op z’n hoede en tolereerde niet de minste brutaliteit.
Hij mocht als eerste eten en pas als hij genoeg had, mocht de rest ook wat. Hij was de enige die mocht paren, zodat alleen zijn genen werden doorgegeven. Hij gaf aan wanneer er gejaagd werd, wanneer er gevlucht werd, wanneer er gerust werd. De andere wolven wilden dat ook allemaal, dus hij was de hele dag bezig met zijn rol verdedigen.
De mens als ‘superroedelleider’
Zo moesten wij dus met onze honden omgaan: alsof het wolven waren die ondergeschikt waren aan ons, de superroedelleider. En om te zorgen dat we die superroedelleider bleven, moesten we regeren met harde hand. Wij gaven de richting aan en dus moesten wij als eerste de deur uit.
Een hond die voor ons de deur uitstormde, moest hard gecorrigeerd worden want hij accepteerde kennelijk onze leiding niet en was bezig op te klimmen op de ladder van de hiërarchie.
De regels om te voorkomen dat jouw hond de baas werd:
- Een hond die op de bank ging liggen, probeerde gelijk met ons te komen (of nog erger, probeerde hoger in rang te worden dan wij). Hij mocht dus nooit op de bank en als hij wel op de bank lag, moesten we hem stevig corrigeren zodat hij zijn plaats weer zou leren kennen. De hond mocht uiteraard NOOIT op hogere posities liggen en zeker niet op bed slapen.
- We mochten niet ’s avonds voor het slapengaan nog een knuffel aan de hond gaan brengen als hij netjes in zijn mand lag, want dan maakten we onszelf ondergeschikt. Was het immers niet zo dat alleen een mindere naar zijn meerdere ging? Dus nooit naar de hond toegaan, hem altijd bij je roepen!
- Eten deden we natuurlijk altijd als eerste, als echte superroedelleider. Pas daarna kreeg de hond.
- Als de hond het in zijn hoofd haalde om zijn voerbak te verdedigen, dan had je als eigenaar al echt een vet probleem: hij accepteerde jou dan helemaal niet meer als roedelleider en was je ‘de baas’. Ferme maatregelen waren dan nodig: iedere keer opnieuw zijn voerbak afpakken en hem stevig corrigeren als hij dat niet accepteerde, net zolang tot hij gedwee goedvond dat jij zijn voerbak afpakte.
- Elk initiatief van de hond om iets te doen met jou (spelen, knuffelen) moest je zo niet corrigeren dan toch op z’n minst negeren: een ware roedelleider wolf verwaardigd zich ook niet om in te gaan op het initiatief van zijn ondergeschikten. Het initiatief lag immers altijd bij hem? Als je al speelde met de hond, moest je je er dus van vergewissen dat JIJ het spel begon en zeker het spel ook eindigde. En je moest natuurlijk ook zorgen dat je ALTIJD won: de hond mocht een trekspelletje NOOIT winnen: hij zou er maar arrogant van worden en denken dat hij misschien iets over jou te zeggen had!
- Als je hond in de weg lag en niet opzij ging als jij er langs wilde, dan versperde hij je dus de weg: als je dat tolereerde waren echt de rapen gaar! Een ondergeschikte had ALTIJD aan de kant te gaan voor de roedelleider, en als hij dat niet deed was dat een teken dat hij geen respect voor je had. Je moest dus dwars door hem heen lopen, ook als je hem daar misschien pijn mee deed: eigen schuld dikke bult.
- Een hond die niet luisterde als je hem een commando gaf? Wat nou niet luisteren, hij HAD maar te luisteren. Dus AF is AF, en als hij het niet deed dan was hij ongehoorzaam en niet respectvol naar jou als leider! Een niet opgevolgd commando MOEST je dus afdwingen met correcties, want een ongehoorzame hond was een hond die bezig was jouw positie als roedelleider te betwisten.
Corrigeren op z’n wolfs
Dat corrigeren, dat deden we natuurlijk ook op z’n wolfs. Niet slaan, want daar begrepen honden niks van, dat doen ze onder elkaar ook niet: slaan is iets voor katten. Nee, een stevige nekbeet nabootsen door middel van een ruk aan de slipketting: dat begrepen honden tenminste. Of anders toch wel met je hand over de snuit ‘bijten’, zoals honden onderling dat ook doen. Bij een ernstige overtredingen paste maar een middel: je dwong de hond op zijn rug, net zoals honden onderling zich alleen waarlijk overgeven als ze echt op hun rug gaan liggen.
10 vreemde wolven op 10 x 20 m²!
Wat weten we ondertussen over wolven? We weten dat die eerste onderzoeken naar wolvengedrag niets waard waren als je ze wil vergelijken met hoe wolven in het wild echt met elkaar omgaan. Die eerste onderzoeken en het ‘hierarchiemodel’ waren gebaseerd op onderzoek van Schenkel en die onderzocht 10 wolven op een stuk grond van 10 bij 20²! Ook Trumler en Zimmen, belangrijke gedragsonderzoekers uit die tijd, onderzochten uitsluitend wolven in gevangenschap. De wolven die daar leefden waren allemaal door mensen daar geplaatst. Ze waren geen familie van elkaar, hadden eerder geen ervaring met elkaar gehad en hadden het nu maar ‘met elkaar te rooien’. De groep werd bovendien steeds veranderd: steeds opnieuw werden er dieren uitgehaald of bijgeplaatst. Het gedrag wat ze in die situatie vertoonden betitelen als ‘zo gaan wolven met elkaar om’, zou zoiets zijn als een stel aliens van buiten de aarde naar Big Brother laten kijken en tot de conclusie laten komen dat mensen zo met elkaar omgaan.
Harmonie i.p.v. hiërarchie
Wolven in het wild waren altijd moeilijk te bestuderen omdat wolven zo ontzettend mensenschuw waren. Door de moderne techniek lukt dat nu wel. Wat blijkt? Die strikte hiërarchie is helemaal niet zo strikt. Er zijn verschillende rollen in een roedel wolven, en soms neemt de een het initiatief tot iets en soms weer de ander. Een roedel wolven bestaat vooral uit dieren die familie van elkaar zijn: vader, moeder en kinderen. Ook wel ooms en tantes en neefjes en nichtjes, maar de meeste dieren gaan als ze volwassen zijn – rond een jaar of twee – uit de groep weg en stichten een eigen ‘gezin’. Er heerst harmonie.
Natuurlijk is er wel sprake van enige hiërarchie: de oudere dieren zijn letterlijk ‘ouder en wijzer’ en zij laten de jongeren zien hoe iets moet. Ze leren ze waar ze bang voor moeten zijn, waar ze op kunnen jagen, hoe ze moeten jagen, ze leren ze de sociale omgangsvormen.
Daar is spel voor bedoeld: jonge dieren spelen altijd met elkaar, en tijdens dat spel leren ze hoe hard en hoe zacht ze moeten zijn. Ze testen er hun vaardigheden mee en bekwamen zichzelf in bepaalde vaardigheden. Ook de ouderdieren spelen, maar dan vooral met de jongere dieren. Het bijzondere is dat ze daarbij precies weten hoe hard ze kunnen spelen. Dieren doen aan zogenaamd ‘self handicaping’: als ze spelen met een dier dat minder sterk is of minder snel is, gebruiken ze zelf ook minder kracht of gaan ze iets langzamer rennen zodat de ander ze nog kan bijhouden. Net zoals wij volwassenen doen als we met ons kind stoeien.
Zo leren de dieren elkaar kennen en zo leren ze wat ze aan elkaar hebben. Dat moet wel, want ze moeten leren hoe ze moeten samenwerken. Alleen door samen te werken en te weten waar de anders talenten liggen en daar ook gebruik van te maken, kun je slagen tijdens de jacht, om maar wat te noemen. In je eentje lukt het niet een antilope te vangen, als team lukt dat wel.
Het blijkt ook dat helemaal niet alleen de alpha reu als eerste mag eten: als de buit gevangen is stort iedereen zich erop en probeert iedereen het beste stuk te krijgen. Dat wat je hebt weten te scoren, mag je houden. Niemand pakt iets van de ander af. Als een jonge reu iets lekkers heeft en er komt een ouder dier iets te dicht in zijn buurt naar zijn smaak, zal hij grommen en zijn kostje verdedigen. Dat mag: daar wordt hij niet voor afgestraft en in zijn nek gebeten of op zijn rug gegooid.
In een roedel wolven heerst rust en harmonie. 98% van de gedragingen zijn ‘afelliative’, zeg maar ‘vriendelijk, aardig, aangepast’. Wolven zoeken geen conflict met elkaar, conflicten gaan ze het liefst uit de weg. Daar profiteert die roedel ook alleen maar van: het kost veel te veel energie om continu bezig te zijn met op je hoede zijn.
Aldoor gevechten aangaan is veel te risicovol: niet alleen degene waarmee je vecht zou gewond kunnen raken (en je hebt eigenlijk alle groepsgenoten nodig om te kunnen overleven), maar je zou zelf ook wel eens gewond kunnen raken! En dus zijn wolven eigenlijk vooral aardig en beleefd tegen elkaar. Ze hebben keurige sociale omgangsregels, gewoon omdat het belangrijk is dat iedereen weet waar hij aan toe is en om te voorkomen dat er steeds conflicten uitbreken. Eigenlijk houden wolven het, net als wij, het liefst gewoon een beetje gezellig.
Wolven vechten om resources, niet om hogerop te komen
Als er wel gedreigd of gevochten wordt, dan gaat dat eigenlijk altijd om de zogenaamde ‘levensbronnen’: dat wat belangrijk is om te overleven, zoals eten of paren of een veilige plek. Maar als dat er ruim voldoende is, maakt niemand zich er bijzonder druk om. Als er eten in overvloed is, wordt er niet gevochten om eten. Als er voldoende lekkere plekjes zijn om te liggen, wordt er niet gevochten om de rustplaats. Als een volwassen dier op een hoge plaats ligt en er is ruimte genoeg, kruipen de jongere dieren er gewoon lekker naast.
Wat is jouw rol als hondeneigenaar?
Wat zegt dat nu over onze omgang met onze honden? In elk geval dat het onzin is dat je je hond met man en macht ‘de baas’ moet blijven. Natuurlijk geef je structuur en duidelijkheid, natuurlijk moeten er wel regels zijn en het is als ‘ouderdier’ jouw taak om je hond die regels te leren. Net zoals het jouw taak is om je hond duidelijk te maken welke omgangsregels er gelden in jullie gezin.
Mag je hond als eerste de deur uit?
Ja hoor, als jij dat geen belemmering vindt en niet bang hoeft te zijn dat –ie meteen door een auto wordt overreden, dan mag dat best. Hij gaat niet als eerste de deur uit om jou de baas te zijn, hij gaat als eerste de deur uit omdat hij niet kan wachten op dat uitje waar hij zo’n zin in heeft.
Mag je hond op de bank?
Ja hoor, als jij dat niet zonde vindt van je bank, dan mag dat best. Hij gaat daar niet liggen om hoger gepositioneerd te zijn, hij gaat daar liggen omdat het een lekker zacht plekje is. Of omdat hij vanaf die positie de boel makkelijk in de gaten kan houden. Of omdat hij het fijn vindt om tegen je aan te liggen. Mag hij van jou niet op de bank? Zorg dan dat je hem een plekje geeft waar hij het net zo lekker vindt liggen! En wil – hij op de bank omdat hij het fijn vindt tegen je aan te liggen maar wil je je bank graag netjes houden? Ga dan af en toe zelf even op de grond zitten en laat hem lekker tegen je aan liggen!
Mag je hond trekken aan de lijn?
Nou, het wandelt voor jullie beiden wat ongemakkelijk, maar als jij er geen problemen mee hebt en hij ook niet, dan mag hij trekken. Hij trekt niet omdat hij jou wil leiden of omdat hij je de baas wil zijn, hij trekt omdat hij graag ergens snel wil komen!
Mag je hond zijn kop op je schoot of schouders leggen?
Tuurlijk mag dat, als dat ontspannen gebeurt: hij is niet bezig met jou te domineren!
Mag je hond een spel beginnen?
Een advies dat vaak aan eigenaren wordt gegeven, is nooit in te gaan op het initiatief van een hond om te spelen: als hij zijn speeltje bij je komt brengen en je gaat er op in, dan laat je hem de leiding nemen en voor je het weet is hij jou dan de baas. We weten dus nu dat dat onzin is. Hij brengt zijn speeltje omdat hij zin heeft om te spelen! Moet je er dan altijd maar op ingaan? Nee, natuurlijk niet. Maar dat heeft meer te maken met die ‘regels van het gezin’ dan met de hiërarchie. Je wilt gewoon geen hond die altijd maar bepaalt wat er gebeurt, net zomin als je altijd maar onmiddellijk klaar wilt staan voor je kinderen. Ergens een moment ga je je kinderen leren dat ze even moeten wachten met hun verhaal omdat jij net in gesprek bent. Ergens een moment ga je je kinderen leren dat als jij net lekker met je hoofd in een boek zit, je geen zin hebt om een spelletje met ze te spelen en dat ze dus maar even iets anders moeten gaan doen. Doe je dat bij je kinderen niet, dan krijg je wat ik noem, het mamamamamamamamamamaaaaaa-syndroom. Doe je dat bij je hond niet, dan loop je het risico een ‘baas, he baas, hee baas, baaaaaahaas’-hond te krijgen.
Agressie = dominantie?
Als honden van nature nou zo harmonieus zijn, als ze het dan zo graag gezellig willen houden, hoe kan het dan dat er toch echt honden zijn die veel en vaak agressie inzetten? Naar andere honden, naar vreemde mensen, naar hun eigenaar zelfs?
Naar mijn stellige overtuiging komt agressie eigenlijk ALTIJD voort uit angst.
Of dat nou angst is voor iets wat ze kan worden aangedaan of angst om iets te verliezen dat belangrijk voor ze is: eten, een lekkere rustplek, het eigen territorium zelfs. Ik heb dat een paar jaar terug op het Kynocongres al beweerd (en werd er door sommigen toen voor uitgelachen), maar langzaam maar zeker begin ik steeds meer het gelijk aan mijn kant te krijgen.
Vanuit het hiërarchiemodel blijkt lang niet al het gedrag van honden te verklaren. David Mech, een van de belangrijkste onderzoekers van wolven in het wild, heeft in alle jaren dat hij dat onderzoek deed NOOIT waargenomen dat er een gevecht plaatsvond louter alleen om de macht. Gevechten braken uit vanwege de bescherming van de zogenaamde levensbronnen. Ter bescherming dus van dat wat belangrijk is voor het dier. En wat een dier wel of niet belangrijk vindt, is afhankelijk van het dier zelf, maar ook van de omstandigheid. Als er te weinig te eten is, is eten heel belangrijk en dus het waard om voor te vechten. Als er maar weinig veilige en schaduwrijke plekjes zijn om te rusten, dan wordt het knap belangrijk om dat plekje te verdedigen als je het eenmaal te pakken hebt.
Angst en gebrek aan vertrouwen
Honden die agressie inzetten, zijn – behalve die enkeling die ‘gestoord’ is – dus eigenlijk gewoon bang. Of op z’n minst onzeker. Ze hebben geen vertrouwen dat die vreemde het goed met ze voor heeft, ze hebben geen vertrouwen dat hun eten of botje niet wordt afgepakt, ze weten niet zo zeker of die andere hond wel aardig tegen ze zal zijn, ze hebben geen vertrouwen dat hun eigenaar ze niet zal straffen. Als je ergens bang voor bent, kun je er voor weglopen, dat is evident. Maar je kunt er ook tegen vechten. Welke strategie een hond kiest, is afhankelijk van zijn persoonlijkheid én van zijn ervaring in welke strategie wel werkt en welke niet.
Hoe meer een hond ervaart dat het helpt om te grommen, hoe vaker hij die strategie zal inzetten.
Hoe kun je als baas agressief gedrag voorkomen?
Aan jou als eigenaar dus de taak om ervoor te zorgen dat je hond zo min mogelijk nare ervaringen opdoet die hem in de toekomst bang zouden kunnen maken én dat je hem helpt om in die situaties waarin hij wel bevreesd is de strategie te kiezen waar hij wat aan heeft en die voor jou of anderen niet onplezierig is.
Hoe doe je dat? Niet door hem fysiek te straffen, dat mag duidelijk zijn. Dat maakt een hond alleen maar banger én het zet de relatie onder druk. Bovendien is het gevaarlijk. Bijtincidenten blijken het meest voor te komen bij honden die door hun baas fysiek gestraft worden.
Vroeger, toen wij bij ‘Gaus’ nog het ‘wie niet horen wil moet maar voelen’-principe hanteerden, was een van de eerste dingen die wij hondentrainers leerden het zogenaamde ‘doorjojo-en’. Dat deed je door gebruik te maken van de middelpuntvliedende kracht en zo hield zo een hond van je af. Tegenwoordig worden we eigenlijk nooit meer gebeten. Logisch, want we blijven nu eigenlijk altijd onder het frustratieniveau van de hond EN we passen geen fysieke correcties meer toe. We doen ze geen pijn, we jagen ze geen schrik aan.
Jij als rechtvaardige coach
Voor je hond moet je geen roedelleider zijn zoals we vroeger dachten dat je moest zijn. Nu ben je een begeleider, een coach, een rechtvaardige, behulpzame en duidelijke ouder, zo je wilt. Vanaf het moment dat de hond bij je woont, begeleidt je hem heel zorgvuldig. Je brengt hem de regels van jullie gezin bij en laat hem die regels volgen door ze voor hem ook plezierig te maken. Je helpt hem bij het leren van de sociale omgangsvormen tussen honden onderling door hem in aanraking te brengen met leuke, sociale honden waar hij dus geen nare ervaringen mee zal opdoen en die hem kunnen leren wat de regels van het spel zijn. Je laat hem zo veel mogelijk verschillende leuke mensen ontmoeten, waar hij eigenlijk alleen maar leuke ervaringen mee opdoet. Je zorgt dat hij zich veilig bij je voelt, dat hij je vertrouwt en dat hij voldoende zelfvertrouwen ontwikkelt om de wereld aan te kunnen. Je helpt hem kortom, om binnen zijn mogelijkheden en met zijn persoonlijkheid, er het beste van te maken.