Het gevaar van ‘littermate syndrome’
Het leek zo leuk; twee puppy’s in plaats van één. Dat was eigenlijk niet het plan, maar de fokker zei dat het zo goed was om er twee tegelijk te nemen. Dan bleef die laatste niet zielig alleen achter in het nest, ze zouden altijd een speelmaatje hebben waardoor ze zich niet zouden vervelen. Aan andere honden wennen was dan ook geen probleem, en of je er nou één of twee moest opvoeden, dat maakte niet zoveel uit.
Het bovenstaande verhaal zal veel trainers en gedragstherapeuten bekend voorkomen. Mensen die, gepland of niet gepland, aan twee pups beginnen komen nogal eens van een koude kermis thuis. De problemen zijn vaak het grootst als de pups uit hetzelfde nest komen, maar ook bij hondjes uit verschillende nesten kan het zogenaamde ‘littermate syndrome’ voorkomen. Wat zo leuk had moeten zijn blijkt vaak nogal wat problemen op te leveren.
De eerste 12 weken
Pups gaan met een week of 8 naar hun nieuwe eigenaar. Dat moment is niet willekeurig gekozen; uit onderzoek en de praktijk is gebleken dat de pup op dat moment zijn moeder al voldoende kan missen, maar daarnaast juist dan het beste in staat is om aan nieuwe dingen te wennen en zich te hechten aan een eigenaar of gezin. Alles wat hij regelmatig ziet en meemaakt in deze periode wordt ‘opgeslagen’ als normaal. De optimale periode duurt tot de pup ongeveer twaalf weken is. Vanaf dat moment zal de pup bij nieuwe dingen geleidelijk steeds meer de neiging hebben angstig te worden. Een hond die in de eerste 12 weken van zijn leven heel weinig heeft meegemaakt zal daar de rest van zijn leven last van houden.
Hechting en aandacht voor de baas
Doordat de pup naar een nieuw huis gaat waar nog niets bekend is, zal hij zich snel hechten aan de mensen die voor hem zorgen en hem aandacht geven. Als er dan een broertje of zusje met je meegaat is de noodzaak om je aan iets of iemand te hechten veel minder groot; bekend is natuurlijk veel leuker en veiliger. Wat je vaak ziet is dat de pup met het meest zekere karakter zich wel redelijk tot goed aan de nieuwe eigenaar hecht, maar juist de pup die wat minder ondernemend en dapper is dat veel minder doet. Dit hondje blijft dan vooral gehecht aan zijn broertje of zusje.
De band tussen de hondjes onderling staat het vormen van nieuwe banden in de weg.
Dit hondje verschuilt zich in nieuwe situaties achter de ander. Hij zoekt steeds steun bij zijn nestgenootje en leert alleen maar dat het veilig is in de buurt van broer of zus, de situatie zelf gaat aan hem voorbij.
Een ander probleem waar eigenaren tegenaan lopen is dat de hondjes zo op elkaar gericht zijn dat het heel lastig is om de aandacht te krijgen als ze samen zijn. Ze zijn alleen met elkaar bezig. Iets nieuws leren of even met ze spelen is bijna niet mogelijk. Haal je vervolgens de honden uit elkaar, dan lukt het niet omdat ze alleen aandacht hebben voor het feit dat de ander niet in de buurt is.
Contact met andere honden
Op de hondenschool kunnen ze niet naast elkaar staan omdat ze constant met elkaar bezig zijn, maar als ze allebei aan een andere kant van de groep staan, of in verschillende groepen, schreeuwen ze moord en brand om weer bij elkaar te komen.
Je zou verwachten dat deze hondjes goed met andere honden om kunnen gaan omdat ze zoveel bij een andere hond zijn. Toch blijkt ook dat in de praktijk geen voordeel te zijn; omdat ze altijd dezelfde hond zien leren ze niet te wennen aan andere types, groottes, kleuren, manieren van met elkaar omgaan van andere honden. En ook hier is het weer vaak zo dat ze elkaar opzoeken als er andere honden in de buurt zijn, en er daardoor een heleboel aan ze voorbij gaat.
Gebrekkige socialisatie
Dr. Ian Dunbar, bekend dierenarts en gedragsdeskundige op het gebied van honden, zegt hierover; ‘Het kan vreselijk mis gaan. De pups raken niet gesocialiseerd met andere honden en mensen, laat staan met hun eigenaren.’ Veel eigenaren denken dat het contact tussen de pups genoeg is ‘maar als de honden vijf of zes maanden zijn en ze een onbekende hond in een nieuwe situatie ontmoeten gaan ze door het lint’. Dunbar benadrukt dat het bij het opvoeden van twee pups nodig is ze beiden apart te trainen; extra lastig wanneer ze alleen maar oog hebben voor de ander. ‘Het is meer dan twee keer zoveel werk; samen hebben de honden zoveel energie dat dat voor een eigenaar bijna niet te bevatten is. Die eigenaar raakt daarnaast gefrustreerd als deze merkt nauwelijks tussen de twee te kunnen komen. De honden leven constant met een enorme afleiding; elkaar’.
Gedragsproblemen
De gevolgen van deze sterke binding tussen de honden is dus dat een groot deel van de socialisatie met mensen en andere honden en onbekende situaties aan ze voorbij kan gaan. In de praktijk zie je heel vaak dat in ieder geval één van de honden tegen de tijd dat ze een maand of vier, vijf zijn, angstig is voor vreemde honden, mensen, voorwerpen en situaties. Dit kan samengaan met angstagressie, waarbij de hond dan vaak al geleerd heeft dat grommen, blaffen, tanden laten zien of ze gebruiken werkt om meer ruimte te krijgen op het moment dat je bang bent. Daardoor neemt dit gedrag dan ook nog eens toe.
Een ander probleem is dat de honden rond het begin van de puberteit meer duidelijkheid zoeken in de onderlinge verhouding; wie vindt wat het belangrijkste? Wie mag het botje hebben, wie mag er op het lekkere kussen als je er toevallig tegelijk op wil gaan liggen? In huishoudens met meer honden gaat het bepalen van deze ongeschreven regels vaak geleidelijk, met zo nu en dan een redelijk onschuldige aanvaring. Als beide honden uit hetzelfde nest komen, en dus dezelfde leeftijd, ras, genen, grootte, en soms ook nog hetzelfde geslacht hebben, kan het erg moeilijk voor de honden zijn om hier uit te komen. Dit kan flinke gevechten tot gevolg hebben, soms zo heftig dat de honden niet meer bij elkaar gelaten kunnen worden.
Wat te doen?
Als gedragstherapeut zie je deze combinaties meestal pas op het moment dat er bij één of beide honden flinke gedragsproblemen zijn ontstaan. Meestal extreme angst, angstagressie of vechtpartijen tussen beide honden. En hoe moeilijk het ook is, over het algemeen rest je dan nog maar één advies; herplaatsen van één van de honden als dat op dat moment nog verantwoord is.
Vooral als de honden nog jong zijn kunnen ze met de juiste begeleiding een heel stuk inhalen van hetgeen ze gemist hebben. Ook Ian Dunbar ziet dit als de oplossing met de meeste kans van slagen. Soms zijn er argumenten die een keus voor één van de twee logisch maken, zoals bijvoorbeeld kinderen in huis of hoe handig de eigenaren zijn in het werken met een hond met probleemgedrag. Als er voor de eigenaren geen duidelijk verschil tussen beide honden is, is het meestal het beste om de zekerste van de twee te herplaatsen omdat die zich het beste staande zal kunnen houden in een nieuwe omgeving. Als er op dat gebied ook weinig verschil is kan het beter zijn de nieuwe eigenaar van de te herplaatsen hond te laten kiezen zodat de eerste eigenaar niet voor een onmogelijke keus gesteld wordt.
Zijn er wetenschappelijke bewijzen voor het littermate syndrome?
Goed wetenschappelijk onderzoek naar dit probleem is er nog niet. Wel zijn er proeven gedaan door een Australische en een Amerikaanse organisatie voor het opleiden van blindengeleidehonden.
Omdat het lastig is om genoeg goede pleeggezinnen voor het eerste jaar te vinden had men het plan opgevat om twee pups in één gezin te plaatsen. Dit waren meestal nestgenoten, maar niet allemaal.
De hondjes werden, zoals gebruikelijk, met 8 weken getest. Op dat moment waren ze allemaal geschikt om het eerste jaar van het programma in te gaan. Na een jaar samen in een pleeggezin geweest te zijn werden de honden weer getest. Geen van de honden bleek nog geschikt te zijn voor de verdere opleiding als blindengeleidehond. De socialisatie was te slecht, hoewel de pleeggezinnen alle dingen met de honden ondernomen hadden die op het programma stonden.
Kan het dan nooit goed gaan?
Zo zwart-wit kan je het natuurlijk niet stellen. Het ras van de honden heeft zeker invloed; als je twee pups van een hondenras hebt dat van nature heel erg op mensen gericht is samen plaatst is de kans op problemen kleiner dan wanneer je twee pups neemt van een ras dat eerder terughoudend is naar onbekenden. Juist met de rassen waarbij een goede socialisatie heel belangrijk is kan je de meeste problemen verwachten.
Daarnaast zal een eigenaar die echt weet waar hij of zij aan begint minder snel in de problemen komen. Dat betekent dus wel twee honden apart trainen, alleen leren zijn, apart spelen, apart naar de hondenschool, enzovoorts. Dit kost meer tijd en energie dan de meeste mensen kunnen opbrengen. En zelfs dan blijkt vaak dat één van de twee honden niet zo goed uit de verf komt en timide en terughoudend blijft.
Een deel van de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van deze problemen ligt bij de fokker. De meeste fokkers zijn zeer terughoudend of weigeren twee pups tegelijk te verkopen. Helaas zijn er altijd fokkers die het wat minder nauw nemen en graag snel van hun pups af willen, of met een laatste dreigen te blijven zitten. Als er dan een onwetende pupkoper komt die twee van die kleine bolletjes wol in z’n handen gedrukt krijgt met de argumenten aan het begin van dit artikel is het moeilijk om er één terug te geven.
Een deel van de verantwoordelijkheid ligt natuurlijk ook bij de nieuwe eigenaar. Het is belangrijk je van te voren goed te (laten) informeren over de hond die je wil gaan aanschaffen. En dan blijkt er maar heel weinig goede (Nederlandse) informatie te zijn over het nemen van twee pups tegelijk. Dat is voor mij de reden om dit artikel te schrijven; ik hoop dat met deze informatie wat ellende en verdriet voorkomen kan worden. Voor de honden die er de dupe van worden en moeten worden herplaatst of erger, maar zeker ook voor de onwetende eigenaar die zijn best heeft gedaan twee hondjes op te voeden en tot de conclusie komt dat het niet werkt. Er dan voor moeten kiezen om één van de twee weg te moeten doen is moeilijk.
Twee of meer honden in huis kan geweldig zijn. De meest verstandige keus is te wachten tot de hond die al in huis is volwassen en opgevoed is, en geen probleemgedrag vertoont. In dat geval kan het zelfs makkelijker zijn de tweede hond op te voeden omdat de oudere hond soms een beetje meehelpt door het goede voorbeeld te geven en grenzen te stellen.
De kans op problemen met twee pups tegelijk is zo groot dat het eigenlijk het risico niet waard is.
Credits
Dit artikel is geschreven door Krista te Vaanholt, gedragstherapeut voor honden: Rond de hond
Uitspraken van dr. Ian Dunbar met vriendelijke toestemming overgenomen uit een artikel van Jeff Stallings, hondentrainer en gedragstherapeut voor honden.